De belofte
Ik betrap mezelf op ongeduld. En ik merk het om me heen, we zijn er inmiddels allemaal wel aan toe. De lente mag losbarsten. In gedachten zijn we er al, jas uit, zon op je kop. Een verlangen naar een gekoesterde liefde, die terugkomt van een lange vakantie.
En dat terwijl er al van alles gebeurt. Dat wat in de winter zo passend mocht berusten en groeien, komt weer tot bloei en kruipt weer uit z’n schulp. Hier zit zoveel power, kiemkracht, zin, verlangen en verwachting. En precies daar zit dat ongeduld. Heerlijk, het vooruitzicht van de laagjes afpellen, de jas uit en dartelend als een lam de versgroene weide in.
Ik zie het in de tuin, de sneeuwklokjes trekken zich alweer terug, de eerste tulpen komen op. Mezen en winterkoninkjes bouwen ijverig hun nestjes. Net als de kauwtjes overigens, die claimden weer een jaar de uilenkast in de boom naast het boothuisje. Langs de waterkant lopen de wilgenkatjes uit met mooie gele meeldraden, broodnodig voor de eerste insecten. Passend en afgestemd. Ik zie de eerste meerkoeten, futen, ganzen en eenden met nesten. Nieuw leven op komst, maar nu eerst nog warm onder moeders vleugels.
En ik ben weer terug. Nu is goed. Ik houd mijn jas nog heel even aan. Met roze wangen, gesloten ogen, adem ik de frisse lucht in mijn longen en voel hoe de zon aan warmte wint.
Ik geniet van de overgang van de seizoenen en van de belofte die in de lucht hangt.
Alles gaat op zijn tijd.